Het was koud, Dichtertje had beschutting gezocht in één van de vele bibliotheken die het stadje rijk is. Zoveel wijsheid ligt daar stof te vergaren. En niemand die leest! Hij ontfermde zich over een werk van een zekere Ann Verheyen. Over vondelingen in Leuven tussen 1830-1848. Het is jammer dat hij verder van die auteur niets meer gehoord heeft. Wellicht was het een boekje in eigen beheer. “Van de afdeling Historische Pedagogiek” vermeldde het titelblad. Vondelingen, paupers, en verlaten kinderen: Dichtertje zag het helemaal voor zich, raakte binnen de kortste keren in een echte Oliver Twist-mood. Leuven telde toen 25.000 inwoners, waaronder 591 verlaten kinderen en 679 vondelingen.
Toen de bibliotheek haar deuren sloot stond hij weer op straat. Het liet hem niet los. Er liep ergens een tentoonstelling. Over dit thema. De details kende hij niet. Zijn vingers waren te bevroren om de smartphone in te tikken.
Het zou gaan om prenten van de hand van Liesbeth de Stercke, normaal maakt die furore met tatoeages. Als je als vondeling op de wereld komt dringt dat dieper in de huid dan een tattoo. De prenten zouden naar verluidt gezeefdrukt zijn door een buurman van Dichtertje. De man is een verre nazaat van een vondeling. In 1823 werd in de Sint-Barbarastraat het vondelingenhuis geopend. Op 22 februari van dat jaar werd in huis nr. 21 een vondelingenschuif in gebruik genomen. Hier werd, dag op dag, 13 jaar later, in 1836, op 22 februari een baby gedropt: Pierre Fament, de oudgrootvader van de buurman.
Het zal je maar overkomen, je leven beginnen als objet trouvé. 52 andere babies ondergingen dat jaar hetzelfde lot. Het registreren van vondelingen was bandwerk. Hun familienaam ontleenden ze aan de vindplaats: Vandenbak (baby gevonden in een krat buiten aan een café). Ook het tijdstip waarop de vondst gedaan werd kon bepalend zijn voor de naamgeving: Donker, Savens, Noen. Of Februari… Of men dichtte de arme schepseltjes eigenschappen toe die hen op het lijf geschreven waren: Oogwit bijvoorbeeld, of Misseur (omdat ze zo miserabel gekleed waren), of Marie Maleur, of Mouron of Stervend…
Leuven was toen een garnizoensstad, telde meer soldaten dan studenten. Prostitutie tierde welig. Voor de meeste stervelingen waren seks en voortplanting nog diep met elkaar verstrengeld. En de hongersnood van 1829 werd gevolgd door de cholera-epidemie van 1832 en die liep over in de economische crisis van 1845-’48 – hebben wij al ooit iets anders gehoord dan dat het crisis was? Tot aan W.O.I was België een lage loonland. De Derde Wereld was toen hier.
Nog liggen er mensen in de onderste of in de bovenste schuif. (Google het zelf eens uit.)