In de Leuvense volière hebben wij vroege vogels en langslapers. (En blinde vinken.) En dichters. Er was eens een dichter in Leuven. Op een keer was hij vroeg opgestaan, ontzettend vroeg, ontiegelijk vroeg. Op een maandag. Manmoedig was hij, in alle vroegte, het witte gras kraakte nog onder de vollemaan, op zijn fiets gesprongen om door de vrieskou ver voorbij het hele andere eind van de Vijf-Sterren-Republiek Leuven te rijden. Naar het industrieterrein van Haasrode. Naar het bedrijf Terumo. Het was maandagochtend, 8 december, en de arbeiders stonden daar piket. Arbeiders kunnen sikkeneurig zijn als dichters. Op maandag.
De dichter wou ter plaatse gaan horen of het waar was dat daar 200 mensen hun job zouden verliezen? Als poëet wou hij weten hoeveel mensen die in hondse abracadabra-statuten werken er werkelijk hun baan zouden verliezen? Als Vriend van de Poëzie wou hij weten of het bedrijf daadwerkelijk 20.000.000€ winst casht. Is dit een overdrijving? De grens tussen Dichtung und Wahrheit is vaak moeilijk te onderscheiden. Nog moeilijker is het een dichter te omschrijven. Het is iemand die nooit werkt, en eigenlijk zijn hele leven staakt. Het is iemand die altijd werkt, die nooit vrij heeft. En dus ook nooit kan meestaken. Dichters zijn volslagen romantische zielen, overdrijven altijd. En dit is het verhaal van een dichter tijdens een stakingsdag. Hij kon niet stoppen. Had de smaak te pakken. Moederziel alleen fietste hij door Leuven. De hele tijd werd hij begeleid door drie-vier vriendelijke gemotoriseerde politieagenten. Het voelde residentieel aan. Om 9u00 arriveerde hij op het Martelarenplein. Daar vond helemaal geen actie plaats van het openbaar vervoer en van De Post. Achteraf beweerden kranten, televisie, radio, dat er nog honderden anderen meefietsten, maar dat is volkomen uit de lucht gegrepen. De dichter is een einzelgänger, geen wieltjeszuiger. Rond 9u30 hield hij halt aan het Provinciehuis. Om 10u00 demarreerde hij voor het Rectoraat. Om 10u30 reed hij naar Alma 1 om er een broodje te eten – Het was dicht. Daarna fietste hij helemaal alleen naar AB Inbev. Het was gesloten -wegens jaarlijks verlof?
Stakingen betogingen etc., echte dichters houden zich daar allemaal ver vandaan, komen slechts nu en dan buiten voor een tochtje op hun dronken ’t Kofschip op de Dijle.
En nu, als al mijn geld dat ik verdiend heb met het schrijven van columns voor De Streekkrant en de New York Times op is, is het tijd om rustig thuis te blijven, met mijn geruite sloffen bij de Leuvense stoof, om mij te verdiepen in boeken over Leuven, punk en Ernest Claes, en om u te verrassen met deze wonderschone warme winterse vertelling. Dichters zijn langslapers. Zij voorzien de maatschappij van dromen. Didi de Paris