(Voor Ilonka R.)
Over de biotoop is weinig bekend. Mogelijk groeit de “valse plataan” alleen in de volksmond. In elk geval hadden ze bij Dirk V. en Didi de Paris thuis achter in de tuin een valse plataan staan…
Alles, de huizen en de percelen waarop ze gebouwd waren, was berekend en uitgemeten. Tussen hoge muren lag het tuintje. Links voor – een uitbouw, een aanbouw – het atelier van de vader. Daaraan vastgekoekt, dramatischer kan het niet, het meest miserabele weeceetje van West-Europa. Zonder stromend water. Echt iets voor mensen die nog geen toiletpapier kochten.
Daarachter, nog ter linkerzijde, de enorme zandstenen muur. Bovenaan schuurde tegen de hemel aan een jaartal: 1792.
Verder alleen hoge witgekalkte muren. En de rest was aanbouw, zo ver het oog reikte. Een kakafonie van hoge tonen en lage tonen, de koterij bij de buren.
De tuin was een kubus. Strak gecomponeerd samenspel van staande en liggende lijnen. De middeleeuwse galg, de kubus van Francis Bacon. De tuin van Villa des Roses? Of “Suprematisme”, 1922-1927 van Kazimir Malevitsj?
In de witte kubus bloeiden rozen en vele andere bloemen, alles binnen de perken. Op de vensterbanken treurden de geraniums in de daartoe bestemde bakken. Een rond cementen vijvertje in het midden van het gazon -Malevitsj? Meer heeft een schrijver niet nodig om aan de slag te gaan…
En hier gebeurde het. Voor de allereerste keer. Op een gammel tuintafeltje. Dirk V zat op een oude keukenstoel. Die zakte–heel vervelend – voortdurend in de grond. Dirk tikte op een schrijfmachine. Sinterklaasgeschenk. Van zijn zus. Paar jaar ouder. Hij had het over Pancho Villa. In de eerste zin stond het woord “revolutionairen”.
Op dit gazon gebeurde het, een slordige tien jaar later. Op een warme dag bij het vijvertje zat Didi de Paris, in volle wording, tussen de madeliefjes in een strandstoel… “Chaise Atlantique” heette zoiets toen nog. Didi keek naar de witte wolkjes in de staalblauwe hemel. Hij wist niet of het boek, de wereld, of de stoel plots was dichtgeklapt. Dan, als in een koortsaanval, las hij verder in de bladzijden van de oude Marquis.
Was het 1979? Of 1980? Louis-Paul Boon was al dood. Uit de transistor klonk venijnige muziek. Kwamen de kwalijke klanken uit de grond? Als op een mooie zomerdag een vlieg die sterft in een bodempje limonade.
Hij luisterde, al zo een tien jaar ’s nachts onder de dekens met zijn minitransistor naar radiopiraten. Daarvoor was hij alleen maar bang geweest, ´s nachts. Het rolluik mocht nooit neer. Van deze poppenkast mochten de gordijnen niet dicht. Soms, als hij de slaap niet kon vatten, en de sterren en vliegtuigen telde, viel van onder, vanuit het atelier van zijn vader, een vreemd licht. Het veranderde de tuin in een speeldoos, een camera obscura. Dan kon het gebeuren dat in de tuin de broeierige zomernacht de tover kreeg van een winternacht vol sneeuw. Spookverlichting viel op het gebladerte van de valse plataan. Dirk kroop diep onder de sprei. Zijn ogen dichtgeknepen, en hij zette het op een bidden. Hartstochtelijk. Opdat in de valse plataan niet aan hem verschijnen zou O. L. Vrouw.