Archive for oktober, 2008

HALLOWEEN GANG BANG (ONZE JAARLIJKSE HERUITZENDING VAN DE KLASSIEKER)

oktober 30, 2008

Het is moeilijk een accuraat verslag uit te brengen als iedereen tijdens de feiten een black-out heeft gehad… Zoals gewoonlijk speelden de Kolonialen vals. Ze knoeiden met de tijd, in het bijzonder met feestdagen. Elke feest holden zij uit zoals een suikerbiet, of een pompoen, met een kaars erin. Voor hen was het pas feest als alle beurzen de godganse dag geopend bleven en er minstens even lang werd gewerkt. Ze overspoelden de markt  met kersverse feesten : halloween, grootouderdag, secretaressendag, vaderdag, moederdag, leraressendag… Aan de lopende band ontsproten uit de collectieve waanzin nieuwe artificiële paradijzen. Uiteindelijk wou men op jaarbasis evenveel feestdagen als in de Middeleeuwen. Toen bestond een jaar uit drie gelijke stukken : 120 dagen feesten, 120 dagen afkicken en 120 dagen werken ; het drieslagstelsel dus. Ondertussen bereikten de dagen in het aardse tranendal een verontrustend hoog Panda-gehalte. Sporadisch gingen her en der individuen die van het leven meer verwachtten dan overdosissen vreten en slapen, over tot de actie…

Elke kermis is een geseling waard. Op Allermartelarenfeest, de dag waarop het stadje nooit meer leek te zullen opstaan uit de schijndood, kwamen alle heiligen samen. De kaarten lagen gunstig. Er werd druk over en weer getelefoneerd. Een electronische bijenzwerm hing in de lucht. Sigarettenrook kringelde electrisch blauw. Het knetterde. De Swedenborgruimte was voelbaar. Een elektromagnetisch veld vormde zich. Er dreven stemmen op, zoals ogen op vette soep. Het huis werd een window area, een uitgelezen plek om vreemde geluiden en mysterieuze stemmen te registreren – Jim Morisson, rechtstreeks uit Père Lachaise, drong binnen langs de boxen. Anderen kwamen uit de lucht gevallen, of zo maar aanzweven. Sommigen maakten een onzachte landing, of werden door de geluidsmuur gekatapulteerd. Een immens mes sneed door het stadje, deelde het als een grote taart op in verschillende tijdszones. De hartslag dreef op jet-lag. De kamers vulden zich met rook, licht in alle kleuren en muziek, nu eens nauwelijks hoorbaar, stilgevallen, en dan snoeihard. Uit de nacht glipten schimmen naar binnen. Poker de Moker klopte aan. Zwarte weduwen en Lustige Weduwen, in alle maten en staten. Het noctuarium vulde zich met bidsprinkhanen, kameleons, schorpioenen en serpenten. Dierlijke geuren en geluiden. Het huis vol golven. Gekabbel, geklater, geschater. Kreten en gefluister. IJsheiligen maakten hun entree. De vloer kreunde. Kristallen bloemen op het vensterglas. In de hoofden bloeiden chrysanten. Een machine spoot de ruimte vol rook. Uit zilveren nevel dook Dupon & Dupon, Depoortere & A Bitch Too Far op. Uit gouden regen en uit etherische geuren kringelde Booker T-Bone Brunette, Tahiti Tatoo, gevolgd door de mannen. Een bombardement van beelden toonde Cornelius Boerke Puskens., en uit « Heart of Darkness » kwam Queepeg, de harpoenier. Ergens dwaalde de geest uit de fles : een man in het zwart, met een sikje. Iedereen was er, zelfs Dickie Peyote & Cripple Dick. Als laatsten materialiseerden zich Sonnia Sonneville en My name is Nobody.

Het vast verbond van losse medewerkers mobiliseerde met man en macht tegen het immobilisme. Het werd een treffen voor lieden met een hekel aan binnen- en buitenmuren. Evenmin verdroegen zij een dak boven hun hoofd, of kleren aan hun lijf…

Het bleef maar komen, het bleef maar stromen. Het narrenschip kwam aan zweven, met bolle zeilen, stuiterde vederlicht tegen de gevel, meerde aan. Men monsterde af. Gooide zich niettegenstaande te verwachten averij, in wat uitgroeien zou tot een memorabele nacht. Iedereen was op weg naar het El Dorado, het cocaïne-Cocagne. Zelfs een kind wist het: in dit pand, aan de rand van de stad, snoof men – exclusief vanavond- de sfeer van grootse dagen…

Het was een flow: de niggers, de diggers, de spuiters, de snuivers, de slikkers, de likkers. Een groove masseerde ingewanden en hersenen, tot alle bij elkaar geklutste hoofden nog één gedachte koesterden: “flashen tot we crashen”. Een stoot stuwende stomende free-jazz, gemixt met een scheut drum ‘n base, een shake bacchanten en een schijfje Herman Hesses Magisch Theater – Toegang Alleen voor Gekken ! Spiritual Scratch. Onze god was een D.J., en hij draaide door, sampelde uit alle macht, uit alle andere voorgaande feesten. In het licht van de stroboscoop hunkerden mercenairs, missionairs, maagden, heremieten en vrome matrones naar hun nimbus, een aureool, een stralenkrans rond het hoofd.

Buiten, rond het huis fladderden banshees. Met hels geklaag en geschrei kondigden de vrouwelijke spoken iemands dood aan. Wij wisten niet wie, of wat, en dus raakte het onze koude kleren –op de grond- niet. ‘Ask the Angels’ van Patti Smith knalde tegen de lichamen van aardlingen en van hemelse en helse engelen, cherubijnen, serafijnen, hemelingen van het laagste allooi tot de hoogste divisie ! Trompetten schetterden terwijl scharen lofliederen zongen in de onmiddellijke nabijheid van God. In alle liederlijkheid, en in Vlaamse Polyfonie, werden duivel, dood en lust in alle tongen vurig bezongen. En tijdens  ‘Break On Through’  vloeiden dranken rijkelijk, niet zelden van de kan in de man. Er werd gemorst op stoelen, banken, tafels en vloeren. Vuurrood droop langs een glanzende mondhoek wijn. Lichamen werden dronken op ‘Paranoid’ van Black Sabbat. Het zuipen, het vreten… Door niets kon dit alles worden gestopt. Een boekenkast moest eraan. Later, verspreid over de avond, vond men hier ‘La Philosofie dans le boudoir’, daar ‘Under the Volcano’ en overal snippers van Dante Alighieri’s roadmap to paradise… En vele andere boeken waaraan mensen zich kunnen snijden!

Sonnia gaf het voorbeeld. Met Queepeg ging ze een gesprek aan dat uiteindelijk zoveel diepgang kreeg dat het de aanblik van buitenstaanders niet meer verdroeg. Het was een startschot. Gelijk met de zware beats verspreidden de mensen zich als kwikzilver over Ziggurats naar hangende tuinen. Het huis kraakte. Een kluwen en kronkelen van lichamen. En boven de stad hingen bedwelmende wolken, en door de stad kolkte een rivier van alcohol. Het ruisen van de wind in de bomen en het bloed door de aders werd cosmisch, sprankelend bij wijlen. .. En toen hing iedereen bewegingloos als een leeuwerik in het zwerk, roerloos in het oog van de storm. Niets boven, onder of rond ons. Alle poorten hadden zich geopend, alle muren waren gesloopt. Tijd en ruimte in elkander opgegaan. Energie had zichzelf ontbonden. Ziel, lijf en geest opgehouden te bestaan. Eindelijk had ieder de Villa Godzilla bereikt, het immense tarot-kaartenhuis waar de vrijheid zo totaal is dat ze zich nooit meer laat neerschrijven (of vertellen)…

De dag na het feest was El Dia De Los Muertos. De alcohol en alle andere vergiften zochten een uitweg uit mijn lijf. Ik moest terug naar het huis. Ik was er al eens geweest, jaren eerder, op een zaterdag. Er was toen ook veel volk. Maar het was niet echt « een feest ». Bij elke stap die we verder in de tuin zetten drong droefheid dieper door in ons. Men strooide bloemen uit, schroefde de urne open en wat nog restte van mijn vriendin werd uitgestrooid over het goed onderhouden gazon.

Het regende. Eerst kleine diertjes, met zachte plofjes, dan kolossale beesten. ‘The Revenge of the Dinosaurs’, zag ik weer in één Hiroshima-flits. Het regende koeien. Bonte koeien, zoals in een Pink Floyd-clip. Eerst dwarrelenden ze door het luchtruim, daarna suisden ze als meteorieten, mortieren uit de hemel. Gekke koeien.

En wij waren engelen, gevallen door een wak in de tijd. 

G.L.O.R.I.A.- IN EXCELSIS DEO

oktober 29, 2008

//Heilig//Heilig//Heilig//

oktober 26, 2008

En op mijn hete adem gedragen/sprak ik in 7 x 7 talen/Het Woord verspreid in vurige tongen/Heilig heilig heilig was de inspiratie!

En van mijn teksten als vuurstenen/liet ik voor alle ketters de letters rollen/stichtte brand in alle geesten.

En van dit alles geschreven/in het verloren uur van de nacht/waarin de tijd van zomer naar winter verglijdt/nam men notie met het geduld/waarmee men brandstapels aanmaakt. 

AN ANGEL AT MY TABLE

oktober 24, 2008

Zaterdag 12 mei 1979.  Het academiejaar liep ten einde en nog was ik aan de studie niet begonnen. Gelukkig had ik in april longontsteking opgelopen en belandde ik een tijd in het ziekenhuis. De kamer lag op het gelijkvloers en bood elke ochtend het zelfde vertrouwde panorama: fabrieken met mysterieuse vuren die opflakkerden tegen grijze wolken, boven het kanaal hingen meeuwen, even traag als de lijkwagen die voorbij reed. Mijn lievelingsnummer was “Final Taxi” van Wreckless Eric. Op Stiff Records. In mijn kamer stierf een man. Ik probeerde overal het goede in te zien. Het hospitaalverblijf zou een uitstekende excuus zijn voor mijn te verwachten academisch Waterloo. Daarop broedde ik die zaterdagnamiddag in mijn jongenskamer. De cursus hield ik als een brevier in mijn handen. Ik was inmiddels tot de conclusie gekomen dat een studie niet te combineren viel met een gigantisch alcoholverbruik, zeker niet als er nog een factor in het spel was die men jaren later makkelijkshalve omschrijven zou als ADHD. Ik kon dus rustig de radio aan laten…

Tot het bittere einde probeerde ik de aandacht vast te houden. Het valt niet mee in je eentje honderdvijfitg man in toom te houden. Ik vervolgde mijn pleidooi voor vrijheid, en tegen haat. Hemel en aarde wou ik verzetten om mijn naaste bij te brengen dat het hoog tijd is het apocalyptische nihilisme een halt toe te roepen. En dat het “nee” aan de onderdrukking ingebed wordt in het “ja” aan het leven. Ik bespaarde mijn publiek de herhalingen, de making of, de verschillende versies van een tekst, de ontogenese. In die Abdij van Dieleghem hield ik mij alleen aan de tekst, mijn stem luidde als een klok. 

Zat er een bedoeling achter? Was het opgezet spel? Net op het moment dat ik dacht de bodem bereikt te hebben, echt niet meer wist van welk hout nog pijlen te maken, kwam uit de transistor een stem. Van een dode. Twee dagen eerder, was hij gestorven. Verbazend hoe snel het nieuws mijn jongenskamer bereikte. Hoe lang duurde het eer het nieuws van de bestorming van de Bastille de buitenwijken van Parijs bereikte?

Het was “Het bos bij nacht”. Een tekst over de dood van zijn broer. Talking blues, onderlijnd met een dikke streep klassiek. Een dichter was hij niet echt. En als het allemaal zo triest niet geweest was had ik erom gelachen. Die gast krasste als een kraai. Zijn timbre en uitspraak waren nog slechter dan de mijne, zijn Nederlands nog erger –

Schrijven is schrappen. Bij eke syllabe verdwenen woorden uit mijn cursus. Alsof die rauwe stem dat allemaal wegschraapte. Gelijktijdig groeide in mij het besef dat ik misschien toch iets kon aanvangen met dat leven van mij. En daar stond hij mij helder voor de geest, hij grijnsde naar mij, als een spook uit een theaterspel van Shakespeare: Louis-Paul Boon.

CABARET VOLTAIRE

oktober 23, 2008
Ongetwijfeld is het met godsdienst als met porno. Kijk de mensen aan! (Ook tijdens het houden van een referaat.) En probeer, in godsnaam, voor één keer, niet aan seks te denken. Dat is als een foute ondertiteling. Er staat nooit wat je leest. In heilige boeken past men de truc al eeuwen toe. Misschien is godsdienst een grove vorm van pornografie? De auteur van “Bambi” die stond toch ook geboekstaafd als verstokt pornograaf? En denk maar niet aan al die kwaadaardige boodschappen die diep weggemoffeld in de pixles kunnen zitten en bij voorkeur verspreid worden via piraatversies van Disneys …

“Het was in 1979, niet in 1916, Niet in de stad, maar in een dorpscafé, niet in Zurich, maar in Tildonk, dat ik Cabaret Voltaire leerde kennen… Onooglijk was het café, in het dorp, haast onvindbaar op de landkaart – naald in een hooiberg. Het mag al een klein wonder heten dat ik er niet voorbij gereden ben. Ik kwam in vliegende vaart elders vandaag. Ik hield halt omdat ik moest pissen. Ik stormde het café binnen. Achter de tapkast stond een corpulente man. Pils, riep ik en stormde naar het toilet. Toen ik dan eindelijk genoot van een deugddoende lozing werd ik getroffen door de vreemdste klanken die ooit had gehoord. “Wie is dat?” vroeg ik even later. “Cabaret Voltaire”, zei de man. “Fuck, deze tent is hip”, dacht ik. Ik had het nog nooit gehoord, over de band had ik al wel gelezen, enkele dagen voordien. In het coolste blad dat je je maar kon bedenken. Het zag er niet uit. Aan elkaar geniete fotocopies. Magistraal, schreven ze. Cabaret Voltaire eindigde een optreden met de projectie van flarden vintage porno, terwijl door het elektronisch klanktapijt krakerig kwam bovendrijven, van Édith Piaf, “Non, je ne regrette rien” …

En we praatten. Tot alles opgeklaard was, en we in de gaten kregen dat het halve dorp op weg was naar de mis van 10u. Er viel wat te vertellen, want het was 1979, punk was dood, en verschillende bands zouden rock meesleuren in het graf. Één daarvan was Cabaret Voltaire. Uit Sheffield. Pere Ubu hadden hun The Modern Dance uit en ik had ook The Metal Box van P.I.L. Even daarvoor hadden die de goegemeente nog opgeschrikt met de film “Who Killed Bambi?”

Voor de meerderheid moest punk nog beginnen, enkelen hadden het al helemaal achter de rug. Het ging om een uiterst klein groepje jongeren, gedurende een zeer korte periode, op nauwelijks enkele straten in Brussel. Pas jaren later realiseerde ik me welke vreemde alchemie punk met ons had bedreven. In die korte tijdspanne waren we o.a. in Zürich 1916 geweest waren, en langs alle andere plaatsen en data van de historische avant- garde. De hele historische avant-garde van de twintigste eeuw hadden wij nagespeeld, Dadaïstren, surrealisten en situationisten, alles hadden wij nagespeeld dankzij de duivelse remake van de beweging van de ketterij van de vrije geest.

Het was in 1979, het jaar waarin de grootste Vlaamse schrijver (ooit) kwam te sterven.”

MIX-UP: HEAVEN AND HELL

oktober 22, 2008

Het decennium werd bepaald door heiligenprentjes. 18 per seconde volstonden om ze tot leven te brengen. Passeerden 24 frames/sec. de revue dan had men een geluidsfilm. De jaren ’70 was cinema–

Ik sluit mijn ogen. Een lange tekening wordt ontrold. Het verhaal van 10 jaar. Zoals de monikken na de slag van Hastings in 1066 alles vastlegden in het Tapijt van Bayeux. Hoogpolig. Zo zacht was alles toen, vriendelijk en soft. De porno, de horror, het geweld. Lieftallig haast. Een cocktail van gruwel en verlangen, vreemde melange (bitterzoet); frêle pêle-mêle. Geluk was toen nog heel gewoon. Een schaamteloos cliché was het paradijs dat ons beloofd werd in films. Eeuwige jeugd in een zomer zonder einde of begin, op ongerepte stranden, maagdelijk wit onder staalblauwe luchten versierd met witte wolkjes. Liedjes van Demis Roussos bij beeldjes van Black Emanuelle.En soft was de porno, de horror, het geweld. Lieftallig haast…

Het was 1979, het jaar waarin de grootste Vlaamse auteur ooit, stierf. Plots werd een ander lied gespeeld, alsof her en der enkele jongen vroegtijdig een einde wilden maken aan het decennium, het millenium wilden aborteren. Uit nevelen dook een trein op. Uit het gekraak van het vinyl. Uit de as van de tijd, uit het gruis van de ruimte werd langzaam de ruis tot muziek. Als een elektronische koorts die over een ruggegraat glijdt. Uitermate verslavend. De aanzwellende geluiden, hypnotisch. Afwisselend fladderen de woorden “heaven” en “hell” als een zwerm kraaien van Van Gogh voorbij. Ontregelende muziek. Bespeelt alle toetsen van de menselijke psyche. Langegerekt. Als een slepende ziekte. De Feesten van Angst & Pijn. Echo op elke klank. Complex in zijn eenvoud. Ruwe industriële geluiden uit Sheffield van een band die zich Cabaret Voltaire noemde. Het album “Mix-Up”, het nummer “Heaven and Hell”… Langgerekte gitaren, aanzwellende geluidne op tape. Heaven and hell, een weerspiegeling van het leven zelf. Krankzinnige kreten. Extase. Elke schreeuw een echo tussen angst en verlangen. Ik wou zo snel mogelijk deze geluidsefecten toepassen op mijn eigen woorden. Complex in hun eenvoud… De rauwe klank. Niet langer werd alles er met vilten hamertjes in getimmerd. Vanaf nu werd rechtstreeks met een roestige moker op de pianosnaren gebeukt. Liefst van al wou men de piano aan diggelen slaan. De porno, de horror, het geweld, sloegen een andere toon aan.

KIRLIAN SNAPSHOTS

oktober 21, 2008

Tijdens het houden van een referaat moet men zich beperkten tot de feiten, geen uitstappen maken, met beide voeten op de grond te blijven staan. Lardeer het exposé met een grapje, nu en dan. Het hoofdingrediënt blijft ernst. Bekijk het publiek aandachtig. Kijk voortdurend iemand anders in het publiek aan. Wek de indruk dat je woorden heel in het bijzonder voor hem, of haar, bedoeld zijn.

Dat realiseerde ik mij bij het debiteren van de Zeven Lithanieën voor de Nieuwe Tijd. Had iemand gemerkt dat ik uit mijn lichaam getreden was? Heeft iemand vermoed, verblind als zij waren door de dorst, dat ik mij opgelaten voelde als een reuzenwindvlieger in een Tibetaans klooster? Het is een bekend plaatje maar vanuit een veranderd perspectief. Ik kijk door een raam, naar binnen, en zie een ongelikte beer, een bosaap, de zuipschuit Kapitein Haddock. Hij schrikt!

Lang heb ik gedacht dat die monniken aan die windvliegers hingen. Geen enkele godsdienst overwint de zwaartekracht. Ik steeg op, vloog door het raam, ging kijken bij de buren. Overal in de straten, in de dorpen, in de steden, genoten de mensen in hun huizen van hun televisie. Die herfstavond loodste een slechte horror-film de mensen, knus getroond tussen stapels chips en sloten Coca-Cola, al lachend en al ginnegappend, naar het labyrinth van hun diepste angsten. De complexe constructies van Escher en Piranesi verzonken erbij in het niets. Want het dient gezegd: het beeldscherm is een tabernakel, de Ark des Verbonds. Interessant is de onderlaag. Wat men niet onmiddellijk te zien krijgt, de subliminale beelden.

Televisie, uw venster op de wereld: het lijkt een moeras van beelden, maar de ondergrond is zeer solide, pure Videodrôme – een kwaadaardig professor lanceert een televisiepiraat waarop alleen die dingen in beeld gebracht worden waarover men niet kan praten. Het betreft heruitzendingen, herwerkingen, kruisbestuivingen en remixen van de Comte de Lautréamont, de Marquis de Sade, Georges Bataille, Restiffe de la Bretonne… De duistere monastieke gothic novels van Matthew Gregory Lewis. Het bloederigste uit clandestiene films vermengd met de rode vloeistof uit homemovies… De televisie van de wreedheid. Met als klap op de vuurpijl een survival-programma, rechtstreeks vanuit de martelkamers. Twee ploegen nemen het tegen elkaar op: de beulen en de slachtoffers. Met geen ander doel door de wetenschapper aangeboden dan om kwaadaardige tumoren bij de kijkers te veroorzaken. De kijkcijfers stijgen koortsachtig. Gelukkig werd ook die avond –om de spanning te snijden- alles geregeld onderbroken door reclameblokken.

Avond aan avond herhaalt zich het wonder, reeds meer dan een halve eeuw, wereldwijd. Ook die avond, terwijl mijn lichaam elders stond te preken, toverde de televisie elke kamer om tot schimmenrijk, een grot waar de schaduwen in vale kleuren over de muren warrelden en kroelden.

Tegen zoveel magie kon de computer alleen opboksen door een beroep te doen op de pornografe, de postindustriële lithurgie. De computer ging in de tegenaanval met een nog sterker aanbod: gratis porno voor iedereen, non-stop!

De mens evolueerde van het kastje naar de muur, van het water naar het land, en van de televisie naar de computer – eenvoudig Darwinisme. Nu is internet een imitatie van de nachtelijke sterrenhemel, één grote kapellekensbaan met ontelbare heilige huisjes. Deemoedig knielt dagelijks een groot deel van de mensheid ingehouden bij zo een schrijn van de contemporaine pornografie, een holodeck van het Paradis Artificiëlle. Balinees schimmenspel. Men weet zich getroost met de gedachte dat een maatschappij die voortdurend artificiciële behoeften creëert, altijd haar valse bevrediging klaar heeft: porno. 

KAN U AL RADEN WAAROVER WIJ HET MORGEN ZULLEN HEBBEN?

oktober 20, 2008

VOOR SNELLE BESLISSERS

oktober 20, 2008

T.e.m. 30 oktober kan DIDI DE PARIS uitzonderlijk voordelig geboekt worden. Inlichtingen: 0497.48.35.93 Nederlandse organisatoren kunnen een beroep doen op de Stichting Schrijvers School en Samenleving http://www.sss.nl

SHADOW PLAY

oktober 19, 2008

Het kan verkeren. Brederero zei het al en die heeft nooit meegemaakt dat hij oog in oog stond met de eindmeet van de zeven litanieën voor de Nieuwe Tijd, in de riante zaal van de Abtswoning van de Abij van Diehlegem. De ruimte was goed gevuld, met naakten, met hongerigen, met dorstigen… Mijn mond liep over van religiositeit, toen ik getuige was van mijn uittreding. Terwijl mijn lichaam verder ging met het discours, versnelde ik, nam mijn aanloop, uit mij was gevaren een lichaam, het eerste gelijk, helemaal van licht, een costuum, een ruimtepak, van licht. Ik stormde door de zaal van spiegels, geen reflecteerde mij. Onzichtbaar liep ik, stootte af en vloog, buitelde, kringelde als sigarettterook, een zwemmer die een beetje heilig is; ik zwom in schoolslag hoog tegen het plafond over het publiek…  Zoals Christina the Astonishing, door Nick Cave bezongen, op Henry’s Dream (uit 1992). Het verhaal ontstolen aan een middeleeuws heiligenleven. Hier te lande, in Brustem, op een steenworp van Luik, leefde einde 12de eeuw, op de oevers van de Maas, de bijzonder christelijke Christina Mirabilis, bekend om haar talloze vlagen van extase…

Plots is het in de ontvangstzaal van de Abtswoning, 3 uur in de namiddag, zondag, het spookuur, het tijdstip waarop ik op zondag met mijn bomma naar de cinema ging. Schaduwen kroelen over de muur. Zitten we in de grot van Plato? Het zijn de schaduwen zoals die te zien waren in grootse bij historische drama’s op pellicule gezet. Gone with the wind, Waterloo, en alle films van Fritz Lang, ik zeg maar wat. De zaal baadt in een vreemd licht. Van duizend kandelaars. Ik breng dit in beeld met Zeiss-lenzen, ontworpen door de NASA, hetzelfde soort dat Stanley Kubrick gebruikte om hele scènes van “Barry Lyndon” te filmen bij kaarslicht. Het volgend moment voel ik mij een pubermeisje, vederlicht; het bezeten kindvrouwtje uit “The Exorcist”(1973). Iets of iemand heeft het bed opgetilt. En alles draait. Een wervelwind, een truc, of een tornado. Koeien huizen mensen, alles vliegt, alles dwarrelt, zoals in een Gus van Sant film, in een spiraal, de hoogte in.