Er is nog maar zo weinig tijd verstreken tussen het gebeuren en het is al zo moeilijk om te zeggen wie er nu in de wagen naast Robert zat: Dirk V., Didi de Paris of Country ‘Cow’ Joe?… Alles is traag, het ondergaan van de zon, het waaien van het briesje, vertraagde film, als we rijden in de décapotable van Robert. Langs statige lanen. Het VRT-gebouw lieten we achter ons. En van aan het Meiserplein gleed de wagen als een trage gletsjer van een leien dakje de Lambermontlaan in. Hier waren de hoofdburelen van de gestapo. Hier liep ik school. Hier speelde zich de boekenscène af uit “Het Verdriet van België.” Hier verpoosde ik met graagte. ‘k Heb menig uur met u gesleten. Hier was het “Salon Didier”. De exclusieve servicecub waar vanaf 1936 –stemmen komen aanwaaien – kopstukken uit de industrie en de haute finance – gezellig vergaderden en keuvelden met notoire nazi’s over hoe ze –kleine denkoefening (hersengymnastiek) –SimCityÔ zouden kunnen –Stel je even voor – bestieren na een eventuele –Ik zeg niet dat het zo zal gaan, hoor – machtsovername. Dit Brussel draag ik in mijn binnenzak, hier voelde ik mij thuis.
Josaphatpark:”Ik kan geen mentaal beeld van een stad maken, Robert.” “Het is een puzzle.” “Bij mij niet, ik kan die stukjes nooit aan elkaar lassen’ “En in één van die straatjes daar, in de Mimosastraat, woonde René Magritte.” (Ik ben er als de kippen bij.) “Ja en al die straatjes die daarachter liggen, daarover schreef Erik de Kuyper in “De hoed van Tante Jeannot”. (Mama las ook “Mimosa”, ze was jong en mooi, zat in een fluwelen zonsondergang in een rieten stoel in de patio. En Magritte die kende ik alleen van een CD van John Cale.).
Robert en ik reden langs de brede laan. Voortdurend veranderde de auto van model en bouwjaar. Tot het voertuig, alsof het bruusk stoppen moest, uit onrustige dromen ontwaakte, eindelijk zijn definitieve vorm gevonden had: een Ford Vedette Cabriolet Décapotable. 1951. Een 2158 cc V8 motor. Zacht, geruisloos en economisch. Binnenin all-american design. Een lust voor oog en oor… Wij hoorden gejuich. Massa’s zwaaiden met papieren vlaggetjes. De vlaggetjes zagen we, maar geen mensen. Er reden geen andere wagens. Alleen wij. Op weg naar de literaire receptie.