FABEL

september 11, 2008

Langzaam kruipt het rood van de ondergaande zon omhoog in de bomen van het park achter de tuin. Ergens wordt het gras gemaaid. De Spaanse van drie huizen verderop zet de groene bak buiten. Juffrouw Parmentier roept haar poes binnen, Belle is vlug komen eten en is al weer weg, en de konijntjes keren terug naar hun hok. Ook voor hen zit de dag erop. Nog even en dan kan Blue de deur van het hok sluiten, en dan kunnen Joe en Blue op hun fiets springen en in de stad nog vlug een film gaan kijken: “Gommora”. Een jas hoeft niet, het is nog warm genoeg. Het is geleden sinds de dieren nog konden spreken dat alles er nog zo vredig bijlag. Miauw. Woef, woef! Miauw. Hoort men daar ’t droef geblaat van een schaap? En aan de waslijn heeft een spin een gouden web gesponnen. Het zal niemand verwonderen dat die nu denkt “Over alles een groot kruis”.

In de cinema hoort Joe tekst die er niet gezegd wordt, en ziet hij beelden die er niet zijn…. “Ken ik niet”. Het gebeurt niet alle dagen dat een leerkracht toegeeft dat hij iets niet weet. Het is Billy, het vriendje van Puberella, jongste dochter van Joe. Sinds enkele weken zit Billy in de eerste klas van de middelbare school. De ogen van het jongetje glijden over de schoolbanken… En terwijl fragmenten uit “If…”, “Zéro de Conduite”, “De Witte van Sichem” en “Het Verdriet van België” door mijn hoofd dwarrelen, als fijne stofdeeltjes in een zonnestraal, is in het klaslokaal de stilte nauwelijks nog te dragen.

“Is dat nu ook al een kanon?” vraagt Meneer Quickelborné. “Dan moet je hem Googelen. En btw, het is canon” Traag, zoals de ondergaande zon met haar laatste stralen de bomen in het park achter het huis in het rood gezet heeft, herhaalt de leerkracht traag, geaffecteerd en geprononceerd voor de hele klas: “Marc de Bel…. Jáááá!….. Roald Dahl… Jáááá!… En (zeer lange stilte)… Didi de Paris…”

Plaats een reactie