Archive for 18 maart 2008

SEVEN STORIES UNDERGROUND *

maart 18, 2008

(Maar wie leest dat hier nu nog die zever allemaal?) 

De weg is lang (en kent ook eenzaamheid)En ver over het midden van onze levensweg dring ik dieper in de jungle van asfalt en beton, recht naar het hart van de stad, The Heart of Darkness.

(talking blues:) Ik ben uw spiegelbeeld. Als iedereen zijn loopbaan begint af te bouwen dan begin ik, afbreker en eeuwigen dwarse averechtse kloot de mijne op te bouwen. Als iedereen thuis komt, om te herstellen van een week van -hoe dat ge ’t ook draait of keert – uw kloten af te draaien, dan gaat deze held, het huis uit om te werken. En van dit soort weekends heb ik dan de hele week nodig om te herstellen, ja af te kicken.

Het weekend begon, en gij trok naar de zee.

– Koor: Oh Happy Day!

Ge trok naar de zon

– Koor: Oh Happy Day!

en ge voelde u precies David Hamilton.

– Koor: Oh Happy Day!

Het was plezierig.

– Koor:: Oh Happy Day!

Het was plezant

– Koor: Oh Happy Day!

Ge liep langs het strand.

– Koor: When Jesus walks!

Demosthenes achterna,

– Koor: When Jesus walks!

hebt ge twee uur opgetreden

– Koor: When Jesus walks!

aan de rand van de zee.

– Koor: When Jesus walks!

Dat was zaterdag.

– Koor: Oh  Happy Day!

Zondag begon vroeg.

– Koor: Oh Happy Day!

Beestig vroeg.

– Koor: Oh Happy day!

(Talking blues:) In de namiddag, van zondag de 16de maart 2008, hebt ge opgetreden voor die krakers. Het was te doen in Pangaia, het vroegere ISOL: International Students Organisation Leuven. Een exotisch eilandje in Leuven. Maar ge voelt u schuldig. Want die teksten da’s toch allemaal veel te moeilijkl. Niemand verstaat dat. Na elke keer dat ge die teksten uitspreekt weet ge da het een beetje minder moet zijn. Ge voelt u schuldig. De keel schrapen, de tekst schrappen. Ge voelt u schuldig. Het was een bijeenkomst. Ge voelt u schuldig. Had ik dat wel mogen doen? Zo een klootzak als die Enoch Powell opratelen in mijn tekst? Ge voelt u schuldig. Want ge kunt weer geen een gezicht herkennen. Later op de dag zult ge Beirre van de Ridderstraat zien, en ge weet niet meer of dat den Beirre is van indertijd met Mammelies. En ge voelt u schuldig, want het was een bijeenkomst. Voor een jongen die zich heeft verhangen. Nu vier jaar geleden. Hij woonde in een kraakpand. Ge voelt u schuldig. Gij hebt toen een brief geschreven naar Jaak Brepoels, om te vragen of dat dit astemblieft nu weer geen reden zou zijn om die gasten hun kot weer overhoop te gaan smijten. Ge voelt u schuldig, want ge weet dat ge weer den hond in het kegelspel zijt. Ge zijt schuldig. Mensen komen bijeen om iemand te herdenken. En gij moet weer uw eigen teksten staan zitten voorlezen. Ge hoort u zelf gaarne spreken, manneke – ook al houdt ge helemaal niet van uw stem. Ge schaamt u. Want die jongen zijn vader zit daar tussen die punkers. En gij hebt de franken toot om te beginnen met zinnen die ge daar uit uw botten slaat, gelijk den lelijkste zatlap. Ge schaamt u, want ge zijt begonnen met:

Er is geen dood.

Er is geen poëzie.

Er is alleen

Het Fietsen

Met klein

Of groot

Verzet.

Het contact hebt ge ervaren als koel en afstandelijk. (Het lag zeker en vast ook aan u.) Maar ge denkt ook dat het lag aan het onconcentioneel bewandelen van wegen die zog. gekend zijn. Spookrijder in de politiek. Gij zijt extreem rechts te lijf gegaan vanuit hun eigen denken. Of is het dan toch geen verkeerde zet om te beginnen met zo een fascistische klootzak als die Enoch Powell. Ge moet dat echt ook eens opzoeken die Rivers of Blood-speech. Het is beschamend wat die kloot zei, een democratie onwaardig. Het ergste van al is nog dat die gast in alle sereniteit werkelijk geloofde wat hij zei. (De Franse auteur Robert Brasillach had een brilliante pen, maar hij was een verschrikkelijke naïeve onnozelaar. Hij dacht echt dat de joden naar boerderijen in het Oosten gestuurd werden. In de Franse collaborateurskrant “Je suis Partout”(waarin o.a. ook L.F. Céline publiceerde) (niet te verwarren met onzen Passe-Partout!) hield hij vurige pleidooien om de gezinnen van gedeporteerden samen te houden. Ouders en kinderen niet te scheiden. Zoals men nu bvb. doet met illegalen. En Brasillach kreeg de dood met de kogel. Wat ook een misdaad is. Niemand verdient de doodstraf. Hij was al op voorhand veroordeeld. Met zijn meesterlijke pen had hij de doodzonde begaan Generaal De Gaule onsterfelijk belachelijk te maken. En daarom moest Barbertje hangen.)

Van al dit soort dingen wordt ge  heel triest en woedend tegelijk. Ja, en wat moeten we nu doen: eerst den boel kapot smijten, of gewoon laten gelijk da’t was? Het gaat te snel, het gaat te traag, het gaat niet ver genoeg, het draait gewoon vierkant, of ge staat in de file. Ge kijkt rond, ge kijkt omhoog, ge kijkt omlaag, en ge weet het niet. Ge zijt het oneens, met de socialisten, met de ecologisten, de motocyclisten, met de communisten, zelfs met de anarchisten – il faut le faire! En toch vindt ge dat die gasten te hard aangepakt worden.

Maar die flikken zijn ook maar mensen.

Koor: He got the whole world in his hands!

En die punkers zijn ook maar mensen.

Koor: He got the whole world in his hands!

En die vlaams blokkers zijn ook maar mensen.

Koor: He got the whole world in his hands!

Zelfs de katholieken zijn ook maar mensen,

Koor: He got the whole world in his hands!

en de moslims,

Koor: He got the whole world in his hands!

en – als het dan echt moet –

Koor: He got the whole world in his hands!

zelfs de liberalen–

Koor: He got the whole world in his hands!

allemaal zijn zij ook maar mensen,

Koor: He got the whole world in his hands!

behalve Bond Zonder Naam,

Koor: He got the whole world in his hands!

zijn we allemaal ook maar mensen.

Koor: He got the whole world in his hands!

Maar mensen voer de strijd niet alleen.

In deze tijd, die nog geen vrede kent

en geen gelijkheid voor iedereen,

ben ik toen naar een marathonlezing gegaan van Hugo Claus zijn “Het Verdriet van België”. In Buurthuis ’t Lampeke, in de Ridderstraat, te 3000 Leuven… Het boek is nu inmiddels zo groot als de stad geworden. En iedereen mag er nu zijn neus in steken. Het is van iedereen, en voor iedereen. En ge hoort dat. Uit om het even welke hoek dat ge het bekijkt. Het klopt altijd. Iedereen las het in zijn eigen ritme en zijn eigen tongval. Tranen in mijn ogen kreeg ik toen ik een madammeke uit de Lamp Claus hoorde voorlezen met de stem van Boon! En ik ben apetrots omdat –als ik content ben zal ik het ook zeggen, zunne! – Louis Tobback, de burgemeester van Leuven, samen opgetreden heeft met Beirre, de burgemeester van de Ridderstraat. En nu ga ik vlug overschakelen op een ander onderwerp, want ik ben een Belg, en dus veroordeeld om altijd maar te klagen en te zagen en te zieken en te zeiken.

Wie weet er dan niet dat kapitalisten

nooit werkelijk zeggen waarom ze bestaan,

Ze hebben de macht, die willen ze houden,

Rechtvaardigheid kennen ze enkel als waan,

Het waren de feesten van angst en pijn. Er werd gelachen. Er zaten mensen van alle slag. Er zijn er zelfs aan de slag gegaan. Want da spelleke begon daar serieus hun kloten uit te hangen – uren poëzie (en niks te drinken). Is daar misschien énen dichter gebleven toddet einde? Maar ik heb direct tegen Meneer de Secretaris van de Bibliotheek gezegd:’Leustert ie’, ’n paar weken terug, toen we den eerste keer in Leuven beginnen lezen zijn in dienen boek van ‘t Groot Verdrietig, en van  ’t Klein Verdriet, en toen we daar met al dat schoon volk in de stadsschouwburg bijeen zaten, dan duurde het toch ook drie uur te lang, en dat spel hing daar toch ook al dat schoon volk hun kloten uit. Maar die hebben geen kloten aan hun lijf, ziet ge, die hebben testikels . Ja, drie uur zonder drank: klotensoep! Gelukkig heb ik, reddende engel, en stadsdichter, ’s avonds opgetreden met Big Bill, de Belgische blueslegende. Urban legends en talking blues & Villon hebben we verteld, gezongen, geschreeuwd, gefluisterd, voor een publiek van mensen die zelden of nooit lezen. Wij hebben de mensen weer wild gemaakt met een programma dat ik deze week geschreven heb. Bill en ik, wij eindigden in pure Patti Smith stijl. Met ‘Louie, Louie’ (een dubbele hommage: aan onzen burgemeester en aan het hoofdpersonage uit de roman van ’t Klein Verdriet en van  ’t Groot verdriet, Louis Seynaeve). Een goed optreden te mogen geven voor deze mensen -eerlijk als goud – die misschien zelden of nooit een boek lezen, laat staan kopen, dat beschouw ik als de grootste beloning voor mijn schrijven…

En ja, misschien hadden wij om geen ruzie te krijgen met de communisten en de anarchisten en de ecologisten en de stalinisten en de trotskisten en de  chauffagisten en de filatelisten en de bloemisten en de redemtorristen en de  motocyclisten een liedje moeten zingen dat de mensen nog meer zou kunnen opbeuren, genoeg courragie zou geven om weer de week deftig te beginnen, iets in den aard van:Kom, Socialisten, trek ten strijde!

Kom, Socialisten, wees paraat.

Onze strijd is niet langer te vermijden,

Als je maar weet waar het steeds om gaat.

* Inderdaad: deze titel is gejat van The Gutter Twins, dat zijn niet wij, Big Bill & ik, maar het project van Gregg Dulli en Mark Lanegan. Voorts ben ik beschaamd om u te vertellen waar ik voor mijn tekst nu weer allemaal ingebroken heb! Voor de rest van de week trek ik mij terug in mijn kot.