Ver van huis, Kessel-Lo, in de stad der wonderen, Leuven, kom ik de Diestsestraat uit en moet de blikken afwenden van de schitterendste parel van de contemporaine architectuur.
Naar goede traditie heeft elk gebouw hier zijn aanbouw. Dus ook het station van Leuven. Waarvan ik aanneem dat het in dezelfde periode is ontstaan, en dezelfde bouwheer had als het Kasteel van Bouillon.
Klein voel ik mij, nu ik hier oog in oog sta met het gebouw van vervoersmaatschappij De LIJN. Meer dan dertig jaar na de splitsing van de universiteit werd dit fascinerende gebouw opgetrokken in het meest Belgische materiaal: rode baksteen. Het is een creatie van de Barcelonese architect Manuel de Solà-Morales Rubio. In al zijn soberheid roept het gebouw meteen reminiscenties op aan een grillige hybride mélange van de Toren van Babylon, Gaudi zijn Sagrada Familia en de lemen constructies in de sprookjesachtige Malinese Dogonvallei – dit stadje heeft Alles.
Het splinternieuwe gebouw naast het Leuvense treinstation is meer dan een simpel busstation. Het is een verzameling van een hele reeks functies die allemaal samen de kwaliteit ervan intensiveren. Ik zou er uren kunnen over vertellen. Hoe wij nu bijvoorbeeld onze pis moeten ophouden, omdat de openbare urinoirs verdwenen zijn. Hoe de frietkoten van weleer hier moesten verdwijnen. Dat, lieve mensen, is “Het Verdriet van België!”
Het gebouw is boven alles een busstation. Waar dag in dag uit ontelbare wegen samen komen en uit elkander gaan. Ik ben er zeker van: hier ontstond de Cross Road Blues van Robert Johnson. Op een ochtend zag ik hem zitten op de stoep Robert Johnson in het zonnetje van een nieuwe aanbrekende dag.
De inplanting van dit gebouw veranderde het vertoog aan de comptoirs van de omliggende café’s grondig. Voetbal, koers en seks moesten er voor lange tijd plaats makeb voor architecturale discussies! De verbouwen deden heel wat stof opwaaien. Zeker in het begin van de werken. Ach, het is een wet ouder dan de zeshonderd Franchimontezen, dat als men aan de Leuf zijn nest raakt, hij al vlug op de achterste pootjes gaat staan, zoals een warse hengst op de paardenmaarkt op de eerste maandag van september.
Hier hangen groepjes jongeren samen. Van Longsdale tot alle kleuren van de regenboog: lastigaards – En toch neemt het allemaal zo een vaart. De kroon wordt gespannen door een stel lieden met een totaal ander architecturaal concept in het hoofd. Een stel punkers, rijkeluiszoontjes,ze wouden leven brengen in de brouwerij door te vechten tegen de bierkaai. Zij willen van dit stoffig nest op de landkaart hun Nieuw Jeruzalem maken, een remake, of een reïncarnatie, van de Anabaptistenrepubliek in het Münster van 1535. En in 1,2,3,4 hoedje van papier: ik ben Napoleon! En de bevolking wou niet mee, had schrik van die mannetjes, die rijkeluiszoontjes, fils-à-pappa, met hun zwartgemaakte bakkes en hun ravenzwarte vlaggen, de bevolking wou niet mee, want zij hadden schrik van dit soort anarchisme, nog lagen de wreedheden van alle oorlogen die dit landje noodgedwongen over zich had moeten laten heengaan zoals een eend op een dag zich de groepsverkrachtingen van een groep woerden moet laten wel gevallen, in het Pronvinciale vijverpark te Kessel-Lo, zo zijn zij gekomen, als dieven in de nacht, zwijgzaam als politiekers, om er als zwarte kraaien neer te strijken en te schrijven op dat monument, nauwelijks enkele uren voor onze burgervader, de uit een werkmansbroek geschudde Dijlezoon, Louis Tobback, er zijn openingsrede zou houden, en dan hebben die smeerlappen met hun bivakmutsen op, daar met olie en pek op de muren geschreven “LELIJK EN DUUR”.
Narren zijn het, die anderhalve man en een paardenkop! Het volk raakt erdoor geamuseerde. Men heeft er om gelachen, stiekem binnensmonds instemmend gemonkel, want de slogan en die ook weer een beeteke waar was (“En da’s e feit da just is“) – werd verwijderd, en alles ging gewoon verder.
De volgende zaterdag, tijdens het winkelen, klonk uit alle boxen van de winkelwandelstraat “Non, non, rien rien a changé/Tout, tout a continnué. Yeah yeah yeah!” Zelden werd zo uit volle borst zo meegezongen. De boodschap van de snotapen boezemt angst in. Nog kiest het volk –dat onvernietigbaar is, en onverranderlijk sinds de dagen van Pink Floyd in Leuven nog altijd een mengelmoes is van kleine luizen, grijze garnalen, carnavalszotten en regelrechte rebellen – er keer op keer voor het laatste restje vrijheid af te geven, in plaats van de moeilijke taak op zich te nemen, het eigen bestaan in eigen handen te nemen.
Didi de Paris