Nog een geluk dat weinigen hier heel die kloterij zullen lezen (tot het bittere einde). Met het grootste plezier hadden wij graag gezien dat op deze bladzijden, die uit niets anders opgetrokken zijn dan uit geëlektrocuteerde fijne stofdeeltjes, geschreven stond hoe Country ‘Cow’ Joe op die eerste prachtige lentedag van Nul Nul Zeven had genoten van de bloesems in de Japanse kerselaars. Nog volmaakter zou ons geluk geweest zijn als een meesterlijke hand de avonturen die Joe die dag beleefd had, had kunnen laten uitdraaien op een prachtig uitgebalanceerde pointe. Zo eentje waarvoor die goeie ouwe Tacitus weer even zijn Romeinse graf uitwipte om met ons door de weide te hossen, guitige bokkensprongen te maken, in het zonnetje te dansen en te rollebollen tussen madeliefjes. Niets van. Nooit kende de mens een vreemder jaar dan Nul Nul Zeven. Was het omdat men in het voorbije weekeinde gevierd had dat het op de kop af 200 jaar geleden was dat de slavernij afgeschaft werd? Wie zal het zeggen? In elk geval was op de Dag des Heren in alle vroegte een nooit eerder geziene wolk fijn stof, als een sprinkhanenplaag, over Stadt™ Ville© City® nedergedaald. De dag zou aanvangen zoals een duister meesterwerk van David Lynch. Een wolk komt aanwaaien, uit het niets. Gedragen door de wind. IJzervijlsel, droompoeder, of nog iets anders. Zacht gierende wind. IJskoude soundtrack. Industrial. Soms lijken de geluiden weg te ebben. Geen geluid klinkt te hard. Alles, niet aflatend, dreigend…
Of we onze ogen open of gesloten hadden maakte niets uit. Alom dwarrelden fijne stofdeeltjes. Hingen ons boven het hoofd. Als een zwaard van Damocles. Één etmaal later werden wij door de bevoegde diensten uit angst en vertwijfeling bevrijd. Niets om ons ongerust over te maken, het was gewoon -Stalinistische slap-stick– een zandbak die vanuit de Sahara naar ons toe was komen aanvliegen. Niets anders dan zand was het geweest, zand uit de Sahara, dat hier op zondagochtend als manna uit de Dieselmotoren-hemel is komen vallen…
Lente was het jaargetijde waarin er veel van die kleine mirakels gebeurden. Soms zegden mama en papa dat Joe en zijn zusje hun jas aan mochten en dat ze voor het slapen gaan nog vlug een ritje met de auto zouden maakten.
Ja, als de Japanse kerselaars in bloei stonden kon het gebeuren dat de kindertjes, zoete als de avond, meemochten naar het naburig bedevaartsoord. Waar ooit Maria had gehangen, moeder aan een eik gespijkerd, aan de rand van het bos, was een barokke kapel gebouwd. Daarrond had zich een mirakel voltrokken: een wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het aantal restaurants. De laan tussen het woud en het bos was afgezoomd met bomen met zachte schors en vol feeërieke dikke rose trossen. En terwijl de kinderen op ontdekkingstocht gingen aan de rand van een woud, zwanger van mysterie, genoten op een van de vele terrassen de ouders van een verfrissend glas Kriek dat perfect kleurde bij de bloesems.
De kerselaars staan niet meer zo mooi in bloei en Kriek kan men het hele jaar door overal drinken. Verwondert het iemand dat tegen het einde van de dag Joe zag hoe de hele lente-mikmak opgeslokt werd door Pacman™, de Nacht?