Archive for januari, 2007

Apache

januari 31, 2007

rio_grande_albuquerque.jpg

Lied. Een lied spookt al dagen door dat hoofd van Joe. Arme Joe! gelooft in voortekens. Toen hij op De Nachten binnen gevallen was zat er een schoonheid met ravenzwarte haren en een knalrood jurkje aan te zingen: Foei, foei, foei, en we hebben weer gedronken! Foei, foei, foei, en we hebben zo’n spijt. Mag niet! Mag niet! Mag niet meer gebeuren. Moet gedaan zijn voor eens en voor altijd

De avond voordien hadden drie ervaren exorcisten aangebeld. Binnen de kortste keren lieten ze Joe kennis maken met de duivel (in vloeibare vorm).

“Werken en dagen” van Hesiodus, en de blues uit de hoogdagen van Tacitus en Ovidius, alles wijst in dezelfde richting: dat een mens zich laven moet aan afwisseling. Soms dient het roer omgegooid te worden: rode wijn. Het beste nieuws dat Country ‘Cow’ Joe totnogtoe in Nul Nul Zeven te horen kreeg bereikte hem op de eerste dag van het nieuwe jaar: er mag gedronken worden op paracetamol.

Vrienden? Wat heb je daar nu aan? Binnen de kortste keren zuipen ze de koelkast leeg, en de rommel die ze achterlaten is onbeschrijfelijk. Schrijvers moet men met rust laten. Ook als de excorcisten ervaren zijn en met drie. In een nest horzels gaat men toch ook niet roeren? Louis Quatorze, de koning van StadtÔ VilleÓ CityÒ, die Koning Loetje, die gaat daarvoor zorgen. Mag niet, mag niet. ’t Zal niet meer gebeuren! Oh Louie Louie, dichters moeten uitgaansverbod krijgen, en mogen nog slechts één keer per week de deur uit, of bezoek ontvangen.

Het moet maar eens een keertje gedaan zijn dat bijvoorbeeld Yves Petry een prijs krijgt. Elke avond gaat die in hetzelfde café hijsen. En dan hebben ze die hijskraan nog een prijs gegeven. Komt ervan!

Joe strompelde naar het toilet, bedacht dat het wel eens vergeten wordt: van heel de kosmos is de Aarde het leukste plekje om de lichaamssappen de vrije loop te laten.

A Girl Called Horse

januari 30, 2007

women1.jpg

De geur, de trilling, gehinnik. Stampen en briesen. De paarden schudden de vliegen af. In de schaduw van de esdoornhaag stond de woonwagen, kleurig en vol mysterie. Twee halve deurtjes met dun vensterglas. Gordijntjes beletten de inkijk. De trap met krakende treden. Drie meters verderop lag as, wit en zwart.

In het hoge gras stond het meisje met het paardengezicht. Groot, schonkig en blond. Ze droeg een Afgaans jasje. Alles aan haar was ofwel te krap, ofwel te groot. Alle kleuren kon ze met elkaar laten vloeken. 

Kettinggerinkel gedempt. Geluiden van vreten uit de lederen ruif. Haver. Als ge een paard eten geeft, moe ge’t gras op ‘t plat van uw hand leggen. Niet bang zijn. Dan bijten ze u.

Gezoem. Groene vliegen, karmijnrode insecten.

Het gras… Het kon niet anders of het zou groeien tot in de hemel. De zon, een oranje bol warmte, kwam met de grootste moeite boven de halmen uit. Paarden graasden: het bruine en de schimmel.  

Het meisje met het paardengezicht was de zus van de vrouw die in de buurt van Country ‘Cow’ Joe een krantenwinkel had gehad, en die in Nul Nul Zeven dichtgegaan was, omdat die opgekocht werd door een man met heel foute ideeën, en die nu al drie krantenwinkels bezat. Men had er de brui aan gegeven, omdat het meisje met het paardengezicht dood was. Ergens eind jaren ’70 had Joe, helemaal tot wasdom gekomen,  haar ontmoet, op een fuif van psychiatrische patiënten. Iedereen die hij toen kende was fan van Kevin Coyne. Als die niet aan het drinken was werkte hij met psychiatrische patiënten. Alles zou men bevrijden, zelfs de waanzin.

De paarden verdwenen uit het dorp, en op een dag ook het meisje.  Die namiddag in het lange gras, onder  staalblauwe hemel – slechts hier en daar een wolkje wit, zoals in de cinema  – had geen van de krijgers kunnen vermoeden dat alles zo zou lopen.  Niemand had toen kunnen denken dat het leven zo een ingewikkelde zandschildering was die de Indianen maken rond zichzelf als ze ziek zijn. In een cirkel. Ze zitten er midden in. Hoe jong, of hoe oud ge ook waart als ge gaat…   Rul zand op een snikhete dag, en as, wit en zwart, de restanten van vuur, waarvan de vlammen vervaarlijk hoog sloegen, een laaiend vuur, waaraan mensen zich gewarmd hebben, ze hebben er misschien op gekookt,  ze hebben er zeker rond gezeten om verhalen te vertellen – Ge blaast en al het zand, hoe schoon de kleuren ook waren, is weg.

Joe kneep zijn ogen dicht. De grond daverde. Alsof er een kudde bizons kwam aanstormen. Zeven paarden aan de hemel. Yeah! De prairie stond in brand. Met de grootste moeite kon hij haar beeld vasthouden. In het zadel blijven. Ze lachte. Een paard zonder naam. Haar beeld brandde op zijn netvliezen, bonkte diepe slagen op de trommels van zijn ziel. Joe hield van alle lelijke mensen. Zij waren zijn broeders en zusters. Joe wachtte op de nacht tot die zwart genoeg was om er inkt uit te persen, en een klein monumentje op te richten voor het grote meisje, lomp en plomp en blond. Opdat geen vergeet dat zij hier onder de zon ooit heeft rondgelopen, het meisje met het paardengezicht. Schoonheid duurt slechts een halve minuut duur betaald in een commercial op TV. De tijd om in de rapte een piske te gaan doen. Lelijkheid is voor de eeuwigheid. Soms hoorde hij haar  lachen in de wind, hij hoort haar ’s nachts voorbij draven. Misschien hangt ze zoals een Indiaan aan de andere kant van het paard, of is ze gewoon zat, bijt zich vast in de manen. Ze was twee-drie keer Joe zijn lengte, te groot voor het dorp. Ze raakte aan geen lief. Het meisje met het paardengezicht groot en grof en lomp en plomp, hoge schoften had ze, en een grote wijnvlek besloeg de helft van haar gezicht, als had ze ervoor gekozen, toen ze hier op de wereld gekomen is, meteen paard  te zijn. Zichzelf de vrije teugels te geven. Aan te sporen om haar manen te laten wapperen.  Het zou nog jaren duren eer Joe besefte dat een Indiaan altijd zijn hand boven zijn ogen houdt om zo diep mogelijk in zichzelf te kijken.

Die zoete zomerdag fladderden alom citroengeeltjes en zwaluwstaartvlinders. De ogen van de krijgers waren gericht op het meisje. Zij was de totem van Joe en van alle andere Indianen die het dorp rijk was en die daar op die eindeloze dag in de zon kwamen aansluipen over keitjes, langs distels en paardenbloemen.

XXX

januari 29, 2007

mina-loy.jpgvenus10.jpgs83.jpgtitle-card-example-1.jpgNog één nacht slapen en lees dan hier samen met ons:

“A Girl Called Horse”

Sensatie, sensatie. Kom dat zien, kom dat zien! Spanning en sensatie gegarandeerd.

 

_________ Het feestcomité ___________________

Whiskey For The Holy Ghost

januari 29, 2007

s83.jpg

Drie vette kraaien trokken snelle, donkere cirkels door de dikke rook boven het viaduct van Vilvoorde. Na dagen on the road was Country ‘Cow’ Joe toe aan een adempauze op Aarde. Die avond ging Joe met zijn zoon Blue naar de oudste concertzaal van StadtÔ VilleÓ CityÒ . Het gebouw was de parel aan de kroon van de negentiende-eeuwse prille arbeidersbeweging.

Voor het podium stonden twee generaties verenigd in complete adoratie voor Mark Lanegan en Isobel Campbell. Het was meteen raak. Van bij de eerste noten schoten het duo en hun uitstekende begeleidingsband met scherp: “Revolver” van “Ballad Of The Broken Seas“. Het nummer trok vederlicht door merg en been. Joe staarde de hele tijd. Dat was genant. De zangeres wist zich so wie so al met zichzelf geen blijf. Als ze dan nog de cello tussen haar wijdgespreide benen hield ging ze helemaal blozen. Ook Lanegan kreeg het onder de priemende blikken van Joe bij momenten te kwaad. Temeer omdat hij zo ontzettend zijn best deed zijn medemens te laten geloven dat hij onherroepelijk asociaal is, een slecht mens. Joe doopte deze muur van onzekerheid, waarachter zonder twijfel een uiterst gevoelig man schuilgaat, onmiddellijk om tot “Toffe Mark”.

Ondanks het kijken van Joe en het herhaaldelijk ter hand nemen van de cello zong Campbell in haar eentje “Saturday’s Gone” terug naar de hoogdagen van Billy ‘Lady Sings The Blues’ Holliday. “Come to me” van op het Lanegan album “Bubblegum”, contrastreerde mooi met “(Do you wanna ) come walk with me?” vanop the Broken Seas. Die Lanegan heeft een klasse in huis. Een klasse die moeiteloos zelfs Nick Cave overschaduwt. De grootsheid van Johnny Cash. De grandeur van Lee Hazelwood. In dezelfde tonaliteit lag hun versie van “Sand”. Gigantisch nummer van Frank Lee en Nancy Sinatra. Een nummer dat Joe totnogtoe alleen ter ore gekomen was via Einstürzende Neubauten.

Het werd een concert zonder opbouw. Het was één langgerekt hoogtepunt. Permanente kwaliteit. Er zaten geen mindere nummers in. Minstens even lang moest dit duren als een orgasme bij de lieveheersbeestjes. Ùùù-rèn!Zijn hele leven al was Joe een notoir rockconcertloper geweest. Mogelijk was dit het beste wat hij ooit had gezien. Niet eens rock’n ‘roll. Alhoewel, als toegift serveerde men Hank Williams “Ramblin’Man” en ‘Wedding Dress’ van Lanegan zijn ‘Bubblegum’ uit 2004. Als een trouwkleed bleef de song nog uren in al zijn schoonheid eenzaam hangen in de leegte boven de bühne.

Een van de albums van Lanegan heet ‘Whiskey For The Holy Ghost’. En dat is wat er zich volgens Country ‘Cow’Joe die avond voorgedaan heeft. Er werd geofferd aan de goden. Ten tonele verscheen een man rossig als herfstbladeren, robuust als een eik, zijn bast vol tatoes. Helemaal in zijn eentje uit Lee County, Iowa. Hij had een een gigantische banjo bij, en een gigantische fles Jack Daniels (gezinsfles -extra large). Het instrumentarium dat hij nodig had om te kunnen zingen over zijn verloren paradijs dat zich had bevonden aan de rivier, twee uur zuidwaarts van Iowa City. Joe zag de fles altijd maar groter worden.

William Elliott Whitmore was de naam. Na een stevige slok zette deze vogel quasi a capella in. En hoe! Telkens hij zijn mond opende zag Joe nieuwe zwermen zwarte vogels de zaal in fladderen. Whitemore ramde zijn ravenzwarte songs door het zwartberoete zwerk. Slechts hier en daar een plukje banjo. Ondertussen de maat stampend op het podium. Alsof er een bende ladderzatte kozakken de kazatsjok dansten en ondertussen vierentwintig eskadrons tanks de stad binnenreden. De lusters gingen ervan heupwiegen. De negentiende-eeuwse concertzaal heeft ongetwijfeld al heel wat drama zien passeren, maar die avond leek het alsof ze alle duivels en kwade gedachten van zich wou afschudden. Tot in haar grondvesten sijpelden de songs. Hoofdzakelijk afkomstig van de man zijn derde CD “Song of the Blackbird”. Whitmore klonk alsof hij de voorbije honderd jaar niets anders gedaan had dan van zonsopgang tot zonsondergang katoen te plukken, down in the deep South. Complete beheersing, stem en virtuoos bespelen van de microfoon als instrument. Diepe dalen en hoge bergen bezong de mountainier. Zijn ouders hadden paarden gefokt. De zanger groeide op tussen de platenkast van zijn opa en de avondlijke veranda-concerten van vader op de gitaar en grootvader op de banjo. Idyllischer kan het niet klinken. Op zijn zestiende sprong er een snaar. Kanker velde zijn vader. Twee jaar later stierf zijn moeder in een motorongeluk. Op de plek waar zij en haar man elkaar voor het eerst hadden gezien.

“And sad is the lullaby from my mother’s heart and soul“. Terwijl “Brother Where Art Thou?” aan zijn geestesoog voorbijtrok nestelde het aanstekelijke ‘One Man’s Shame’ zich als een instant hit in Joe zijn hersenen en zenuwen en lever. William, de lonesome Shakespeare Cowboy, zong met een stem, waarmee Johnny Cash gloeiend ijzer smeedt, een stem die moeiteloos de donder laat rommelen in de hoogste bergen, en dan met even veel gemak naar de diepste dalen komt rollen. Deze nachtegaal herinnerde aan de jonge Tom Waits, en de hoogdagen van Warren Zevon zaliger. Tot slot gaf Whitmore nog one for the road: Johnny Law, een song over een kwaal die internationaal is, de overijverige flik. Jammer dat dit niet op een album terug te vinden is…

Buizerds cirkelden onheilspellend in het zwerk, oude eiken kraakten. Langs de kant van de weg hing een bloem in de knop gebroken. De attributen waarmee Peter-Joel Witkin zijn prachtig lugubere foto’s componeert. Onderwijl werd er alom non-stop gestorven dat het een lieve lust was… Nog interessanter was… dat Whitemore na enkele songs de fles liet rondgaan. Gulzig en gretig sloten talloze lippen zich rond de flessenhals. Joe vroeg zich af hoe het zou gelopen hebben als hij die avond niet met de auto en met Blue daar was geweest. Het zou ongetwijfeld op een gigantische rel uitgelopen zijn als hij, die daar zo helemaal vooraan stond, als eerste die fles in handen had gekregen – Mark, Isobell en William zijn hem er achteraf uitvoerig voor komen bedanken. Dat moest worden gevierd. Gelukkig kon Joe rekenen op zijn zoon Blue.

INTERMISSION

januari 28, 2007

title-card-example-1.jpgRECLAME: KOMT ALLEN NAAR HIER, MORGENAVOND, ZELFDE UUR, ZELFDE KANAAL, EN GENIET SAMEN MET ONS van “WHISKEY FOR THE HOLY GHOST”- alweer een spannend avontuur over een prachtig concert dat plaats vond zaterdagavond. “WHISKEY FOR THE HOLY GHOST” Met in de hoofdrollen: Blue – Country ‘Cow’ Joe – Mark Lanegan – Isobel Campbell – Introducing: William Elliott Whitmore. De sensatie van NUL NUL ZEVEN in StadtÔ VilleÓ CityÒ . Kom dat zien, kom dat zien! Breng Cola en chips mee!

Venus in Furs

januari 27, 2007

venus10.jpg

Boeken verdwijnen, mensen verschijnen… Wij hebben het gevonden in de rechterzak van Joe zijn jas. Met veel fantasie zou het een exact verslag kunnen zijn van de feiten die zich hebben voorgedaan tijdens een van De Nachten in het havengebied van StadtÔ VilleÓ CityÒ...Shoot!

De Roovers brachten teksten van JMH Berckmans. Joe moest huilen. Zelden is op zo een clowneske manier het allerhoogste bereikt. Louis-Ferdinand Céline op een dieet van freejazz ritmes gezet. De aanroepingen van de moeder, en van de vader. Zuster Hadewych sprong op het podium om beaat glimlachend zoals alleen nonnetjes die kunst machtig zijn. En toen kwam Bart Vanegeren een prachtig vuil tekstje brengen waarna Joe nooit meer in de prachtige ogen van Goedele Liekens, een eenvoudig meiske uit Begijnendijk, zal durven kijken, zonder daarbij zijn denken te laten afdwalen naar de laagste regionen van het mensdom. Gelukkig trad La Fille d’O aan om elke zondaar met een wittige substantie uitvoerig te besprenkelen. Al de zonden waren meteen weg gewassen. Mr. Proper voor eenvoudige methafysiek! Met een propere lei te kunnen beginnen. Here we go again, playing the fool again! En waarschijnlijk lag de volgorde helemaal overhoop. Maar Miss Van Camp serveerde een hete portie dampende cyberseks uit de muur. En toen is ook nog Al Galidi liederlijk komen bezingen het enige soort scuds dat we nog willen zien boven Bagdad. En het was geleden sinds Charley Parker dat nog eens iemand met zoveel verve de noten aangeblazen heeft, zoals alleen Hafid Bouazza dat kan, en de prachtigste erotische teksten te brengen uit de Arabische klassieken…

In de strompelgangen kwam Joe de immer ingoede fijnbesnaarde Ilja Leonard Pfeijffer tegen. Ze probeerden een oplossing te vinden voor het diplomatiek incident dat zich aan het voordoen was. Nauwelijks 24 u voordien had de CCPK (Cosmische Communistische Partij van Kessel-Lo) de oorlog verklaard aan de PvvP (Partij voor de Poëzie). Drie glazen later werd besloten over te gaan tot het gezamelijk schrijven van een Hollands-Vlaamse versie van “Oorlog en Vrede”. En toen zijn alle zalen, de blauwe en de rode in het bijzonder, in elkaar opgegaan. Alle mensen in rook opgegaan. Lake of colours, lake of tears. Alice in Wonderland. Er ontspon zich een feest dat aan elkaar hing van dichterlijke vrijheden, in een labyrinthisch gebouw, met golvende vloeren en zalen die de vorm aannamen van hersenkronkels. Het was een instant ready-made. Een remake van de Feesten van Angst en Pijn. Een Magisch theater. Toegang alleen voor gekken…

En toen liep Joe Jean-Marie tegen het lijf. En Saddie en Kenan en Musti. En toen zijn ze gaan meespelen met een groep. Er stond zoveel volk op het podium dat het echt niet opviel als er eentje zich tussen zette of al er eentje een keer was gaan pissen. Als het echt een probleem was kon men nog altijd zeggen: “I am from Barcelona“. “Cowboys in Sweden” van Lee Hazelwood, was nog altijd een van Joes favoriete albums. En toen ontmoette Joe een meisje dat heel droevig was omdat ze haar boek verloren was. Joe troostte haar. Voelde zich bij momenten echt een mens. Michaël verloren in de kolkende zee van mensen. Psycho, douchescène. Havengebied raakte overstroomd. En het bier vloeide en de rook kringelde en er werd gelachen en tegen elkaar aan geleund en gelald. De eerste rijen autobestuurders waren inmiddels reeds lang verdwenen. Hoopten zich opeen tot een file. Het afscheid werd precair. Wie ging nu nog naar waar? Nooit gedacht dat de nacht zo lang duren kan, schurkte al tegen de middag aan. Toen zijn we Jean-Marie gaan afzetten bij hem thuis: Café Trefpunt. Toen ging de rit richting hoofdstedelijk gebied …. Daarna heeft een delegatie Joe gedropt ter hoogte van zijn bed. Een precisiebombardement, Littl’Nemo.

Als Joe later die dag uit onrustige dromen ontwaakte vond hij in de linkerzak van zijn jas een pocket: Venus in furse… Mensen verdwijnen, boeken verschijnen.

The Day After

januari 26, 2007

mina-loy.jpg

De radio speelde “Only love can break your heart” van Neil Young. Kwaad gooide Country ‘Cow’ Joe de gazetten weg. Het was niet eerlijk. Het was niet serieus. Vier optredens had die Didi de Paris op en rond de Nationale Gedichtendag gegeven. Joe was blij dat het voorbij was, dat het nu weer voor een heel jaar gedaan was met die poëzie. 

Geen uithoek van StadtÔ VilleÓ CityÒ kon men bedenken of Didi de Paris was er verschenen. Een poëticale Blitzkrieg die alleen zijn weerga vond in De Bello Gallico. Alle hoeken van de tricolore gevarendriehoek waarin wij sinds mensenheugenis vertoefden liet hij de medemens zien, alsof het een boksring was. Eerst was er die boekpresentatie geweest, in de nok van het huis waar er in StadtÔ VilleÓ CityÒ nog steeds Geuzen wonen. 

Joe realiseerde zich dat het haast onbegonnen werk is te beschrijven wat zich daar in de hoogste regionen der contemporaine belletrie heeft afgespeeld.  Het draaide allemaal om Guido Belcampo. De man die in het barre gebied  in de vroegste eeuwen der eeuwen literaire evenementen organiseerde. Nacht van de Poëzie. Da’s toch elk literair optreden. In elk geval zonder Guido Belcampo zou er geen enkele dichter op het podium hebben gestaan. Klap op de vuurpijl was Johan Joos. Die heeft daar een performace gegeven waarbij zelfs de verstokste geus smekend de ogen ten hemel richtte. Een vrijzinnige is óók maar een mens. Johan Joos het geheim wapen der Vatikanese Tsjeverij. Een performance om Elvis tegen te zeggen. Een acte de présence, die alle Russische avant-gardisten binnen één seconde uit hun graf optrommelden om samen met hem op het podium een knekeldans te komen opvoeren.

Die Didi de Paris wist van geen ophouden. Na al dat fraais, inclusief de receptie, wou die nog afdalen in het mooiste café  van het noordelijk halfrond van  StadtÔ VilleÓ CityÒ . Timing is het halve werk. De massa roodaanlopend, en almaar luidruchtiger wordend was nog nauwelijks in bedwang te houden. Maar de grootmeester der contemporaine belletrie wou pas aantreden om één minuut voor middernacht. Om zo symbolisch als altijd, de gedichtendag open  te breken als een ei bij het spek in de ochtend. Jammer dat hij dat gedaan heeft met een koevoet… Natuurlijk hoeft geen van ons er een tekeningetje bij. Rond middernacht is hij er aangetreden, met teksten over een obscure bokser en dichter.

Schandelijk was het hoe hij het daar aanwezige deel der mensheid maltraiteerde, alsof het zijn eigen tekstjes waren. En de aanwezigen zaten daar maar te wachten tot er een gedichtje kwam. Neen, van gedichtjes was helemaal geen sprake. Merel en Dora en Pjeerro en Lowietje, iedereen was komen opdagen. . De Paris trok daar een grote lompe grijze muur op, van woorden. Onverteerbare brokken tekst.  Muur zoals men die tegenwoordig alleen nog durft op te trekken rond Palestijnen. En het zal wel weer een illegaal bouwsel geweest. Het gebeurde zonder opbouw, zonder uitleg over die figuur, Arthur Cravan. Er waren niet eens pauzes reclameblokken voorzien. De mensen hadden niet eens de tijd om eens naar de koer te gaan. En staat gij daar nu stom van dat de radio nu uit volle borst overgeschakeld is op “In the Gettho“?

Waarom moet die jongen toch altijd zijn teksten onaf ten beste geven, in de barste gebieden der alcoholische etablissementen? Dacht Joe haast luidop. ’t Is dat er zo’n schoon meiske naast hem zat. Anders was hij niet blijven luisteren. Diep in hem hoorde hij de hele tijd “Für Elise”.

Oh Pjeeroo! Zijn oogskens blonken van achter zijn glazen brilleken, sjekkie in de linkermondhoek. Slechts op de valreep en met de grootste moeite kon Louwietje hem beletten met de hellehond de nacht mee in te trekken.

Het was slechts een eerste lezing, zie je. Vandaar dat het zo een gigantische misserd geworden is. Hij kreeg er toch nog behoorlijke reacties op. Ja maar, de strengste criticus voor mijn optredens ben ik zelf, hoorde hij hem zeggen. Jaja, jong, goe’ bezig, antwoordden de anderen. En Joe had dat allemaal gezien.

Van de allercharmanste, de bazin van het etablissement kreeg de auteur nog een fles van de allerlekkerste wijn onder de arm geschoven, als wilde zij daarmee liefdevol zeggen: “Het is niets. Volgende keer beter. Ik had altijd gedacht da gij een vrouw waart. Hier zie, mijne jongen. Mijn lekkerste fles. Drinkt gij u nu daar maar eerst eens een stuk mee in uw kloten.”

Dat miste zijn effect allerminst. Nauwelijks enkele uren later, op het middaguur in het hart van StadtÔ VilleÓ CityÒ was het een hele verademing, na de misserd van vorige nacht. Er was al heel wat beterschap te merken. Het materiaal was beter gerangschikt. Er zat al wat meer opbouw in. En – belangrijk! – terwijl de mensen daar hun soepke zaten op te eten, kregen ze een boel informatie over die Cravan ingelepeld. De kleine menselijke verhaaltjes, dat willen de mensen weten – ook tijdens hun eten! 

Het optreden in het hoofdstedelijk gebied van StadtÔ VilleÓ CityÒ was goed. Maar helemaal anders. Weinig volk. Zeven man. Dat laatste moet hier letterlijk genomen worden. Ei zo na werd onze held belaagd door de plaatselijke jongensclub van downtown. Hij,  in zijn hoedanigheid van laatste bolwerk van de hetereseksuele monogamie, was blij dat er nog een grouppie bij hem was om hem te beschermen tegen onzedelijkheid, verderf en ongecontroleerd gedrag.

Joe staarde in het zwerk. Het sneeuwde.  Even maar. Fijntjes.

Gedichtendag

januari 25, 2007

angels.jpg

<dichters>

Men droomde van een witte kerst,

maar moest wachten op de dichters.

 

Drie keer op rij kreeg men

een gedichtendag

wit als de producten

in de winkelrekken.

 

Het was wachten op de dichters

die gewoon zijn zwarte sneeuw te zien.

 

Didi de Paris

Cuby And The Blizzards

januari 24, 2007

blizzard.jpg

Joe keek naar de hemel. Zat er sneeuw aan te komen? In zijn uithoek van StadtÔ VilleÓ CityÒ  gebeurde er al het hele Nul Nul Zeven  eigenaardige dingen. Krantenwinkels verdwenen. Hij had er geen goed oog in. Het was begonnen met één winkeltje. Het winkeltje waar hij al jarne zijn krant kocht. Op een dag stond er een nieuwe eigenaar in.  Nieuwe bezems vegen het schoonst. Er kwamen nieuwe tijdschriften te liggen. Onder geen beding wou Joe zich onder het oog van de winkelier zich geïnteresseerd tonen. Niet dat er vuile prentjes in stonden of zo. Erger. Het waren tijdschriften waarin vooral stond wat er allemaal niet gebeurd was. Er waren geen koeien geslacht in het abatoir, en die televisiebeelden die Joe meende gezien te hebben toen hij een keer rond 1961 helemaal alleen in die immense keuken van bij hem thuis gezeten had, dat was ook inbeelding geweest. Kinderlijke fantasie, aangewakkerd door de televisie. Die UFO’s, ja dat klopte, in zo een toestel is Hitler trouwens ontsnapt, maar dat van die mensen die daar allemaal in die treinwagongs gepropt werden, dat was inbeelding, hoor! Dat kon men voortaan allemaal te weten komen via de “nieuwe” krantenwinkel. Bij Hegel, en dat is geen café maar een filosoof, had Joe een keer gelezen dat het ochtengebed van de filosoof erin bestaat de krant te lezen. Joe wist ondertussen wel beter.  

Elke mening, hoe walgelijk ook,  mocht verkondigd worden,  vond Joe. Zoals Jules Vallès in de Commune van Parijs. Joe zou er niet van wakker gelegen hebben als het bij dat ene winkeltje gebleven was. Het werd een olievlek. Die winkelier had ondertussen al meerdere winkels opgekocht. In een dorp wat verderop had diezelfde winkelier al eens een etentje georganiseerd voor de plaatselijke afdeling van de partij Vuil Blik. Tijd dus om die winkel te mijden.

Joe keek naar de hemel. Kwam er sneeuw? De volgende dag was Gedichtendag. Normaal kregen we dan sneeuw.  

Wat hem ook in zijn maag zat, was die brief van Madame X. Zij was woedend omdat er een of ander schrijvertje waar zij nu al maanden een intensieve correspondentie mee voerde stukken van brieven van haar gebruikt had in teksten over een bokser nota bene. Gelukkig was het op internet. Wie leest dat nu? Joe had die gast, een ouwe vriend van hem, aangeraden Madame X goed op haar nummer te zetten.  Als je bij de hond slaapt krijg je zijn vlooien. Zo is dat , had Joe gezegd, en dat geldt nog meer voor wie er van droomt bij de hond te kunnen slapen.   

Joe sloeg zijn ogen voor de derde maal ten hemel. Normaal lag op Gedichtendag heel de natie bedekt met sneeuw. Zo ging het al jaren. Een traditie waar de dichters voor gezorgd hadden. Zoveel tover en magie verdiende de wereld misschien niet, dacht Joe, heel even. Hij bad om stormen. 

Memories Are Made of This…

januari 23, 2007

viewmaster-timetunnel.jpg

Herinneringen zijn als brieven uit het verleden  De kinderen in hun zwarte tabbaards werden genoemd naar de onbestemde substantie die aan hun neuzen bengelde -bellen van lucht en slijm – of afliep als kaarsen groene hars, pue (of opgedroogd en aangekoekt), kortom: “snotneuzen”…  Was het de taal of de scherpe wind op natte neuzen waaraan men wennen moest? Vaak zat er bij de kinderen iets rond de lippen dat zich door de volksmond nog het best omschrijven liet als “verraad”.    –  Er staat nooit een afzender op.