(Beeld: Green Tara, Annick Castro. Muziek: VRIL)
Moeder had een plastic regenkapje op. Wij liepen aan haar hand. Langs lange muren, zandstenen muren, een monnik verscholen in zijn kap. Mama, haar benen een afrastering, een reling, zoals aan de schoolpoort. Paaltjes met een ketting. Het zebrapad. Daarnaast Warreke de veldwachter. Champetter, op uw gat staat een letter.
Het water stroomde. Door de goten. Een bootje vaarde voorbij. Of was het 1, 2, 3, 4…? Nee, het was een bootje van papier. En nog een, en nog een… In een zat een tinnen soldaatje. Je hoorde de ingewanden van de straten kolken. Slurpen.
Het was woensdag, een drukte van jewelste en het regende. Geen weer om een hond door te jagen, maar de plicht riep. In onze straat lagen er tenminste al stoeptegels. Wij liepen voorover gebogen, en we hadden een ongelofelijke haast, toen -Van je ras ras ras door de grote plas … Een Kever reed voorbij… Zulke plassen kan je als automobilist niet vermijden. Één tel sloeg het jeugdig hartje over. Ik dacht “het gebeurt niet”. Een gloed volgde. Dan werd alles sompig en loodzwaar. Het water was bruin. Brak. En de Volkswagen.verdween.